nieuws
1951: eerste Molukkers komen in Rotterdam aan
ROTTERDAM - De eerste groepen Molukkers komen in Rotterdam op de Lloydkade aan. Tussen maart en juni 1951 maken er zo'n 12.000 verdeeld over twaalf zeereizen de tocht naar Nederland. Aanvankelijk komen ze hier tijdelijk.
De reis duurt ongeveer een maand. De vaartocht op volle zee is vooral kinderen een groot avontuur. "We spelen verstoppertje en kijken films", zegt Coba Leatemina die als jong meisje meereist op het schip Fairsea dat in juni 1951 de Lloydkade bereikt. Niet iedereen bewaart leuke herinneringen aan de reis. Lien de Fretes heeft als 11-jarige last van zeebenen: "ik ben bijna een hele maand zeeziek geweest."
De eerste kennismaking met het vasteland van Nederland valt voor de meesten samen te vatten in één woord: koud. "Ik had maar een zomerjurkje aan", herinnert Leatemina zich. De meeste vrouwen lopen in kleurige, maar zeer dunne, sarongs de loopplanken van de schepen af.
Kampen
Bijna alle Molukse families krijgen na aankomst met hetzelfde schema te maken. Nadat ze veilig het vasteland bereikt hebben, worden ze verzameld in loodsen. Daar krijgen de meesten een appel en twee krentenbollen. "Krentenbollen aten we niet in Indonesië, dus daar waren wij als kinderen wel heel erg blij mee", aldus De Fretes. Vanuit de loodsen worden ze met bussen naar Amersfoort gebracht. Daar staat hen een medische keuring te wachten. Leatemina weet zich daar nog iets wonderlijks van te herinneren: "we kregen daar ook snert. Ik kende het natuurlijk niet. Maar goed, ik heb het gewoon gegeten."
Vanuit Amersfoort worden de nieuwkomers verdeeld over verschillende woonoorden, ook wel kampen genoemd. Velen belanden in het begin in Vught. In de barakken van het voormalig Duitse kamp worden de Molukkers ondergebracht. Veel families blijven in Vught, maar velen waaieren ook uit over het land op last van de Nederlandse regering. Er zijn namelijk meerdere woonoorden ingericht voor hen. Zo komen De Fretes en Leatemia terecht in Moordrecht dat nu nog steeds bekend staat als een gemeente waar veel Molukkers wonen.
Onafhankelijkheid
De komst van de Molukkers naar Nederland, heeft te maken met het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Veel Molukse mannen hebben jarenlang in dienst van de KNIL de Nederlandse staat gediend. Tot 1950, want dan wordt het koloniale leger officieel ontbonden. Mede op last van de Indonesische regering dat in hetzelfde jaar onafhankelijk wordt van Nederland. Tegelijk in datzelfde jaar roepen de Molukkers hun eigen onafhankelijke staat uit. Overigens zonder militair succes, want de Indonesische troepen weten de kortstondige strijd met de rebellen te winnen. Hoewel fysiek verslagen, blijft het verlangen naar een eigen Molukse staat wel bestaan onder een grote groep Molukkers.
De Nederlandse regering zit dan met de handen in het haar. Ze zijn verantwoordelijk voor de voormalig Molukse KNIL-strijdkrachten, maar Nederland wil ook de relatie met Indonesië niet beschadigen. Als de Molukse militairen terugkeren naar hun oorspronkelijk woonplaats, dan is de kans groot dat ze als guerrillastrijders gaan vechten voor onafhankelijkheid. Als Nederland de veelal op Java gestationeerde Molukkers daar laat demobiliseren, dan bevinden ze zich op vijandelijk terrein en zijn ze wellicht een gemakkelijke prooi voor het Indonesische leger. Een tussenoplossing wordt gevonden: de Molukse militairen en hun gezinnen worden naar Nederland gehaald. Op dienstbevel, want na de opheffing van de KNIL hebben ze alsnog een tijdelijke militaire status toegewezen gekregen.
"Koffers worden niet uitgepakt, want we zouden maar zes maanden blijven", vertelt Leatemina. De Molukkers komen in de veronderstelling dat ze hier een halfjaar zouden blijven. Dat wordt hen toegezegd door de Nederlandse regering. Na die tijd is er wel een politieke oplossing gevonden met Indonesië en dan kunnen ze terug naar hun eigen eilandengroep. Die oplossingen komt er niet, weten we nu. De Molukkers zijn inmiddels onderdeel van de samenleving in Nederland.