nieuws
Gezinsleven van zeemansvrouwen in de 17e eeuw
ROTTERDAM - Een vrouw hoort niet te werken. Althans, zo dachten ze in de 17e eeuw. Dit geldt alleen niet voor de vrouwen van zeemannen. Wanneer de mannen gaan varen, moeten de vrouwen brood op de plank zien te krijgen en daarbij ook nog voor de kinderen zorgen. Om enigszins rond te komen, moeten vrouwen werken. Daarom werken zeemansvrouwen in die tijd en mogen andere vrouwen dan niet.Het werk dat vrouwen in die tijd uitoefenen, heeft te maken met wat de mannen op zee doen. Zo werken vissersvrouwen aan de productie van lijnen en netten. Om de vrouw dit te kunnen laten doen, moet de man een zogenaamde “akte van procuratie” ondertekenen. Dit is een machtiging die de anders handelsonbekwame getrouwde vrouwen het recht geeft om haar eigen boontjes te doppen. Soms betekent dit dat vrouwen het recht krijgen om een paar specifieke handelingen uit te voeren, zoals het kopen van een huis, maar meestal heeft zo'n akte tot gevolg dat vrouwen alles zelf te kunnen regelen.De zeemansvrouwen staan er niet helemaal alleen voor wanneer de man op zee is. Meestal helpen dochters bij diverse, vaak huishoudelijke, taken. Zoons daarentegen gaan soms al op achtjarige leeftijd mee met de vader varen.De zeemansgezinnen zijn niet al te groot. In die tijd is de kindersterfte redelijk groot en heeft een gezin ongeveer twee à drie kinderen. Vader is niet altijd aanwezig in het gezin en dat heeft tot gevolg dat overspel regelmatig voorkomt.Soms moet een vrouw 12 jaar wachten op een man en is er onzekerheid of hij überhaupt nog in leven is. Ook al is onzedelijkheid in die tijd uit den boze, is het ook wel begrijpelijk. Waar eerst vrouwen 50 jaar verbannen kunnen worden uit Nederland wanneer ze met een andere man ervandoor gaan, zijn de straffen op overspel langzamerhand milder geworden.Annette de Wit heeft een boek geschreven over het leven van zeemansvrouwen in de 17e eeuw: 'Leven, werken en geloven in zeevarende gemeenschappen'
null