HARINGVLIET

Hoe Rotterdam in de negentiende eeuw met bordeel Palais Oriental veranderde in de beruchtste prostitutiestad van Nederland

Wie aan sekswerk in Nederland denkt, denkt al gauw aan Amsterdam. Wat minder mensen weten is dat in de negentiende eeuw juist Rotterdam berucht was om zijn vele en beroemde bordelen. Het kroonjuweel was Palais Oriental, gevestigd aan de Haringvliet 37. Historicus Henk Visscher schreef een boek over deze opmerkelijke periode in de Rotterdamse geschiedenis.
Het Rotterdam van de negentiende eeuw stond niet alleen bekend om zijn havens, maar ook om de vele dames van lichte zeden. En daarvan waren er drie categorieën, legt Visscher uit. "Allereerst waren er de huisvrouwen die wat wilden bijverdienen. Dat vond veelal 'in het duister' plaats, dus daar weten we niet zoveel van."
De tweede groep bestond uit vrouwen die in bierhuizen werkten. Zij waren vaak van Duitse afkomst en zelden professionele prostituees. "Ongeveer tweederde van alle Rotterdamse prostituees kwam uit Duitsland, en in die tijd werd Duits net zoveel gesproken als Engels nu, dus die konden zich prima redden hier. Ze schonken de mannen vol drank en namen ze vervolgens mee achter de gordijnen om daar allerlei capriolen uit te halen."
Voor mannen aan wie de bierhuizen niet besteed waren, bestonden de bordelen met professionele sekswerkers. Zij moesten iedere week een boekje bij het politiebureau halen en inleveren, met daarin de namen van hun cliënten. Zo moesten geslachtsziektes onder de jongemannen van Rotterdam voorkomen worden. "Zij waren immers de toekomst van de stad en mochten niet besmet raken. Uiteindelijk kregen ze ze natuurlijk gewoon wel."
Wie zich liever niet aan de goedkope bordelen waagde en niet op een gulden meer of minder keek kon terecht bij de échte topbordelen. "Daarvan kende Nederland er rond 1900 zo'n vijf stuks en één daarvan was gevestigd aan de Haringvliet nummer 37 in Rotterdam: het Palais Oriental."
De Zandstraatbuurt omstreeks 1900
De Zandstraatbuurt omstreeks 1900 © Stadsarchief Rotterdam
De prostitutie in Rotterdam verdeelde zich over drie buurten. Eén daarvan, de Zandstraatbuurt, stond internationaal bekend als een verzamelplaats van kunstenaars, artiesten, kroegen, armoede, illegaliteit en uiteraard, prostitutie.
Op de locatie van de Zandstraatbuurt bevindt zich tegenwoordig de werkplek van burgemeester Aboutaleb. "Rotterdam heeft die buurt volledig platgegooid om het stadhuis en het postkantoor te bouwen. Ongeveer op de plek waar de burgemeester nu werkt, zat vroeger 'Het Paard in de Wieg', een ander bekend bordeel in Rotterdam." Het bovenlicht van het bordeel is nog steeds te bewonderen in het Museum Rotterdam.
Dan was er nog het inmiddels verdwenen spoorviaduct aan de Binnenrotte. "Daaronder vond behoorlijk wat getippel plaats", vertelt de historicus. Ook de Schiedamse Vest, waar nu het Oogziekenhuis is gevestigd, was vroeger een beruchte verzamelplaats voor sekswerkers en hun clientèle. "Maar de welgestelden ging naar het Palais Oriental."

Een verzamelplek voor welgestelden

Het Palais Oriental was een goed voorbeeld van een vooraanstaand negentiende-eeuws bordeel, en stond bekend als verzamelplek van de Rotterdamse elite. Onder meer kunstschilder Kees van Dongen en J.H. Speenhoff — "Misschien wel de grootste cabaretier van die tijd" — behoorden tot het clientèle. Het ruime pand beschikte over een luxueuze salon voor muzikale optredens en een toprestaurant genaamd 'Het Laboratorium'. "Hier werden gesprekken op niveau gevoerd."
Hoewel de gesprekken achter de gesloten deuren van het Palais Oriental van hoog niveau waren, was de inspiratie achter de naam van het pand bedenkelijk lager. "Er waren er in de negentiende eeuw twee dingen waar mannen erg opgewonden van raakten. Ten eerste de islam; dat associeerden de mannen erg met seksualiteit, vanwege de veelwijverij en harems. Vandaar: 'Oriental', het Oosten"
Naast de islam hadden de negentiende-eeuwse Rotterdamse mannen ook een zwak voor alles wat met Frankrijk te maken had. "Daar woonden katholieken en die waren toch al een beetje verdorven volgens de Nederlanders. Het was ook de plek met de nieuwste pikante mode." Naast de naam werkten in het pand ook bijna alleen maar Franstalige vrouwen uit België en Frankrijk.
Op de voorkant van het boek staan een kunstwerk van de Rotterdamse kunstschilder Kees van Dongen, die regelmatig in het Palais kwam
Op de voorkant van het boek staan een kunstwerk van de Rotterdamse kunstschilder Kees van Dongen, die regelmatig in het Palais kwam © Rijnmond

Dwangarbeid

Voor de jonge vrouwen in het Palais Oriental was het bestaan lang niet zo luxueus als het bordeel zichzelf voordeed. Niet zelden waren zij het slachtoffer van mensenhandel. Anderen waren vrijwillig naar de stad gekomen, maar hadden volgens Visscher 'geen flauw benul waar ze aan begonnen'. Het elegante leven dat ze zich hadden voorgesteld bestond in werkelijkheid uit dwangarbeid en gevangenschap.
"Eenmaal aangekomen in het bordeel moesten ze hun papieren afgeven, dus waren ze stateloze vreemdelingen. Vervolgens moesten ze hun kleding uitdoen en kregen ze een kostuum aan dat de pikante delen uitvergrootte. Ze woonden in een huis waarvoor ze kost en inwoning moesten betalen, en ze moesten een deel van hun verdiensten afdragen - en zelfs betalen om naar buiten te gaan."
Over de vrouwen in het Palais werd door tegenstanders van prostitutie ook wel gesproken als 'blanke slavinnen'. Anders dan de Duitse en Nederlandse prostituees op straat en in de bierhuizen konden de vrouwen niet gaan en staan waar ze wilden. Als de vrouwen wel naar buiten mochten, was dat vaak ter promotie van het bordeel. Zo organiseerde de bordeelhouder in de zomer een koetsentocht door de stad, waarbij de schaars geklede dames in de koets als uithangbord voor het bordeel dienst deden. In de winter bracht de bordeelhouder de vrouwen naar de Schouwburg, volledig uitgedost in opvallende kleding.
De Groote Schouwburg aan de Aert van Nesstraat, 1880
De Groote Schouwburg aan de Aert van Nesstraat, 1880 © Stadsarchief Rotterdam

Weerstand uit de stad

Die tochtjes kwamen de bordeelhouder uiteindelijk duur te staan, want de Rotterdammers moesten niets hebben van de vele sekswerkers in hun stad. "Er werd gesproken over ‘roofvogels die de stad onteren’ en ‘weinige eerzame vrouwen'", vertelt Visscher. "De Rotterdammers voelden zich overvallen door een vloed van buitenlandse vrouwen die hier naartoe kwamen om hun mannen te verleiden."
Officieel werd prostitutie in de negentiende eeuw gereguleerd door de gemeente, maar tussen de politie en de prostitutie bestond grotendeels een onofficiële vrede. "De groepen die zich verzetten tegen prostitutie, hadden ook last van de politie. Agenten kregen bijvoorbeeld weleens een borrel aangeboden van de bordeelhouder en ze mochten ook af en toe naar binnen om zich even te vermaken." In ruil voor die verdiensten kneep de politie hier en daar een oogje dicht.
Erg stabiel was de vrede tussen de politie en de bordeelhouders niet, weet Visscher. "Want als een vrouw zich misdroeg, werd ze per direct het land uitgezet. Dat mocht eigenlijk niet, omdat ze een beroep uitoefende dat toen gewoon legaal was. De Rotterdamse politie wist niet hoe snel ze bij het bordeel moesten komen om de vrouw meteen op de boot naar Duitsland te zetten."
Aan het einde van de negentiende eeuw lijkt er een eind te komen aan de gouden jaren die de prostitutie in Rotterdam doormaakt. Grote, veelal christelijke organisaties leiden het verzet tegen de prostitutie. Ook de liberalen en socialisten beginnen zich af te vragen of er nog wel ruimte is voor prostitutie in de stad. Zij zien het als uitbuiting van de vrouw. "Daarnaast zetten steeds meer medici hun vraagtekens bij de effectiviteit van de gebruikte methodes tegen geslachtsziektes."

Einde van een tijdperk

In 1910 komt er een nationaal bordeelverbod en is het over en uit voor de Rotterdamse bordelen. Ook het Palais Oriental moet haar deuren sluiten. Het einde van een tijdperk, maar het einde van de Rotterdamse prostitutie blijft uit. "Vrijwel alles ging ondergronds verder", vertelt Visscher. Een Rotterdamse bewindvoerder probeert het verbod nog tegen te houden. Hij beargumenteert dat het bordeel een belangrijke maatschappelijke rol speelt voor alleenstaande mannen, maar zijn poging is tevergeefs.
Het roemruchte Palais Oriental bleef een verzamelplek voor kwetsbare vrouwen, maar niet meer op de manier die het gewend was. "Het gebouw werd verkocht aan een christelijke organisatie die jonge meisjes opving en hen beschermde voor de gevaren van de grote stad", vertelt Visscher. De buitenlandse prostituees uit België en Frankrijk gingen vrijwel allemaal terug naar hun eigen land.
De afbraak van de Zandstraatbuurt voor de bouw van het stadhuis tussen 1905 en 1910
De afbraak van de Zandstraatbuurt voor de bouw van het stadhuis tussen 1905 en 1910 © Stadsarchief Rotterdam
In de jaren twintig verplaatste de Rotterdamse tippelindustrie zich grotendeels naar de Schiedamsedijk. De reputatie van Rotterdam als prostitutiestad ging zelfs de grenzen over. Volgens journalist Egon Kirsch zou de stad nog erger zijn dan de Reeperbahn in Hamburg, een straat die bekend staat om zijn 'verdorven' karakter. "Na een bezoek aan de stad bevestigde hij dat de geruchten klopten", vertelt Visscher. "Qua verdorvenheid zou de stad niet onder doen voor Amsterdam en die zelfs op sommige plaatsen voorbij zijn gegaan."
Wie vandaag de dag een bezoekje aan het Palais Oriental wil brengen, blijft teleurgesteld achter: het pand is tijdens het bombardement van 1940 volledig verwoest. Maar met een beetje fantasie kom je een heel eind. Het enige wat je hoeft te doen, is naar het Havenziekenhuis te gaan. "Als je aan de achterkant van het Havenziekenhuis bent en je kijkt recht vooruit: daar was Palais Oriental", zegt Visscher.

💬 WhatsApp ons!
Heb jij een tip voor de redactie? Stuur ons een bericht, foto of filmpje via WhatsApp ons of Mail: nieuws@rijnmond.nl