SANDERS GERSE GASTEN

Topatlete Nelli Cooman na ongeluk met elektrische fiets: 'Ik kan nooit meer sporten'

Sander de Kramer wandelt met de Rotterdamse atlete Nelli Cooman door de stad waar ze opgroeide.
Sander de Kramer wandelt met de Rotterdamse atlete Nelli Cooman door de stad waar ze opgroeide. © Arjan Smilde
Nelli Cooman vond atletiek verschrikkelijk. Deze opmerkelijke onthulling doet de oud-wereldkampioene sprint in het televisieprogramma Sanders Gerse Gasten. “Ik vond het écht niet leuk. Ik voelde me niet geaccepteerd bij de atletiekvereniging. En toen ik bij het nationale team kwam ook niet. Als mijn trainer Henk Kraaijenhof er niet was geweest, dan was ik er echt mee gestopt.”
Op 10-jarige leeftijd emigreerde Nelli Cooman van Suriname naar Rotterdam. Dat was een complete omslag in haar leven. “In Suriname leefden we in armoede”, vertelt de atlete in de speeltuin aan de Diergaardesingel in Rotterdam-West. “Ons huis was door mijn opa en zijn broers in elkaar getimmerd. Soms was er geen geld voor elektriciteit en dan werd het gewoon afgesloten. Ik kan me dat nog goed herinneren. Een theezakje werd maximaal gebruikt. Dat ging kort in verschillende kopjes. Mijn moeder kocht kaas voor 10 cent. Dat raspte ze dan. Met een beetje boter erbij smeerden we dat op ons brood. Toen we in Rotterdam kwamen wonen, werd mijn leven totaal anders. Hier leefde ik opeens in weelde. Mijn moeder had in no-time drie baantjes. Hier hadden we elke dag eten.”
De speeltuin werd Nelli’s veilige haven. “Als kind was ik hier altijd te vinden”, lacht ze. “Dit was mijn tweede thuis. Ik was dag in dag uit aan het spelen. Lijnbal, tafeltennis, voetbal... Hier is eigenlijk mijn talent voor sporten ontdekt. Ik was heel snel. Ze noemden me Pelé, omdat ik zo goed kon voetballen. Ik wilde ook echt voetbalster worden. Ik wilde net zo goed worden als Cruijff en Van Hanegem. Ik vind het zo mooi om hier nu te zijn. Ik houd van deze plek. Ik ben hier ook voor het eerst gekust. Door een jongen tijdens een dansavond. Ik dacht: 'Wat doet ’ie nou?!' Ik vond jongens totaal niet interessant. Ik dacht: 'ik wil met je sporten, maar niet met je zoenen'", schatert de Rotterdamse.

Klein droppie

Uiteindelijk werd Nelli op school gescout om te gaan hardlopen. “Ik had eerlijk gezegd nog nooit van atletiek gehoord. Ik kende het woord niet eens. Maar ik was er blijkbaar heel goed in. De trainingen zelf vond ik leuk. Maar voor de rest vond ik het verschrikkelijk. Echt verschrikkelijk. Ik voelde me niet geaccepteerd bij mijn atletiekvereniging AVR. Ik had nog nooit een wedstrijd gelopen, maar ik rende iedereen eruit. Kwam er zo’n klein droppie aangelopen, die ineens mocht meedoen met Europese jeugdkampioenschappen. Terwijl anderen van kleins af aan aan atletiek deden. Dat stak kennelijk. Bij het nationale team voelde ik me ook niet geaccepteerd. Echt hoor, als mijn trainer Henk Kraaijenhof er niet was geweest, dan was ik ermee gestopt.”
Bij haar oude middelbare school doet Nelli nog een bijzondere ontboezeming. En wel over haar historische race op de 60 meter sprint in Madrid, waarbij ze het wereldrecord uit de boeken liep. “Ik had 39 graden koorts en voelde me als een natte vaatdoek. Ik weet nog dat ik de starter aankeek en hem een knikje gaf. Daarna was het binnen een flits gebeurd. Een nieuw wereldrecord. Ik stond als een idioot te springen. En ik dacht vooral aan het cadeautje dat ik van Henk zou krijgen. Ik mocht bij El Corte Inglés, de Spaanse Beijenkorf, een lippenstift gaan halen.” Als presentator Sander de Kramer haar vervolgens vraagt of ze het wereldrecord dus had gelopen voor een lippenstift, schiet Nelli onbedaarlijk hard in de lach. “Eigenlijk wel, ja! En het ergste is: ik heb die lippenstift later in de taxi laten liggen, haha.”

'Alles gaat heen en weer'

Nelli is in alles een zondagskind. Toch heeft ze niet zo lang geleden een flinke tegenslag te verduren gekregen. “Ik heb een ongeluk gehad”, legt de kampioene uit. “Ik ben met mijn elektrische fiets over de kop geslagen. Drie dagen lang heb ik in het ziekenhuis gelegen. Ze weten niet precies wat het is. Ik kan niet goed omkeren, ik heb hoofdpijnen, last van duizeligheid, oorsuizen en soms val ik weg. En ik heb vooral heel weinig energie. Sporten kan ik niet meer. En autorijden ook niet, want alles gaat heen en weer voor mijn ogen.”
“Het gaat nooit meer over”, vertelt Nelli. Even is ze stil. “Het is heftig. Soms moet ik huilen. Dan voel ik me zo machteloos. Maar ik heb het nu geaccepteerd. Ik heb ermee leren omgaan. Als het niet gaat, dan ga ik even een paar uurtjes liggen. Maar ja, er zijn ergere dingen in het leven. Als ambassadeur van de Roparun zie ik mensen die kanker hebben en het misschien niet overleven. Dan denk ik: 'Ik moet niet zeuren'.”