INTERVIEW
Rotterdamse strijdt onvermoeibaar voor de Jezidi’s: ‘De Nederlandse IS-vrouwen weten van alle wreedheden’

Tijdens het schrijven van haar boek is de Rotterdamse Brenda Stoter-Boscolo een paar keer in huilen uitgebarsten, zo greep het onderwerp haar aan. Genocide, verkrachting, slavernij: het drama van de Jezidi’s is een van de meest schrijnende van de afgelopen decennia. Tegelijk een van de minst bekende en dat frustreert haar. “De internationale gemeenschap had allang grondig onderzoek moeten doen. Misschien is het al te laat.”
Een VN-tribunaal is er (nog) niet. In Irak zijn IS-leden berecht in massaprocessen die soms per geval een kwartiertje duurden: levenslang, de doodstraf, hamerstuk en weer door. Maar dat draaide niet om de grootste slachtoffers van het kalifaat, de Jezidi’s. In Nederland komen ze heel af en toe ter sprake, in de rechtszaken tegen IS-strijders en IS-vrouwen. Als voetnoot. “Het lot van deze mensen begint pas heel langzaam door te dringen tot justitie.”
Neem het proces tegen Samir A. De Rotterdammer wordt verdacht van het financieren van terrorisme. Hij stuurde geld naar IS-vrouwen die in Syrische kampen verblijven. Volgens het OM konden vrouwen zo ontsnappen en zich weer bij IS aansluiten. Onzin, zegt A., het was puur humanitaire hulp. Vrouwen en kinderen leven daar onder erbarmelijke omstandigheden. “Ik wilde vooral de kinderen helpen.”
Geld van familieleden
En dan komt ineens die vraag van de officier van justitie: “Als u zo graag mensen wilde helpen, waarom heeft u dan nooit geld gestuurd naar de Jezidi’s?” Samir A. praat die dag openhartig en veel, maar dan valt hij even stil. “Ik kreeg voornamelijk geld van familieleden van IS-vrouwen.” Brenda Stoter-Boscolo moet er eigenlijk om lachen. “Ik vind het wel een goeie vraag van de officier. Maar het is zo typisch dat hier nauwelijks aandacht voor is.”
Zelf is ze vorig najaar nog naar Iraaks-Koerdistan geweest, samen met een Belgische journalist. De Jezidi’s leven in kampen, in tenten en krotten. Het volk is uitgemoord, door elkaar geschud, getraumatiseerd. “Bijna niemand kijkt naar ze om. “ Al negen jaar volgt de Rotterdamse journaliste het lot van de Jezidi’s. Ze heeft contact met honderden mensen. Gaandeweg werd zij in Nederland hun ambassadeur, de stem van het grote onrecht in het Midden-Oosten. Het deel van de wereld waar zij al zo vaak was en dat al vanaf haar vroege jeugd haar belangstelling heeft.

Geboren op Zuid
Brenda Stoter-Boscolo (38) groeit op in Rotterdam-Zuid, de omgeving van de Beijerlandselaan. Een multiculturele wijk met gezinnen uit alle windstreken. “Ik had een Syrisch vriendinnetje en haar vader vertelde dan: 'Ons land is geen grote zandbak hoor, het is er echt heel mooi!' Zo raakte ik geïnteresseerd.” Lachend: “Ik was verliefd op Aladin, keek naar Sinbad de Zeeman en droomde van Bagdad.”
Ze gaat met haar ouders op vakantie naar Turkije en bezoekt later een Marokkaanse vriendin die naar Egypte is verhuisd. Een andere vriendin woonde in Iraaks-Koerdistan. Het wordt de basis voor haar werk als journalist, onder meer bij het AD Rotterdams Dagblad: altijd via persoonlijke contacten. “Ik nam nooit een hotel, meestal sliep ik bij de mensen thuis. Ik bleef lang, nam geen ticket terug en dacht: ik zie wel. Er gebeurt hier altijd wel wat. Ik kon daardoor andere verhalen schrijven.”
Het is onzin. De Jezidi's zijn helemaal geen sekte, het is een hele oude, religieuze gemeenschap en ik heb hen als zeer vredelievend ervaren.
In 2013 vertrekt zij met fotografe Marielle van Uitert naar Koerdisch Irak. Ze krijgt een tip: ga eens naar de Jezidi’s toe, dat is een heel bijzondere ‘sekte’. Ze leven in het noorden van Irak met een eigen religie. De Jezidi’s worden al eeuwenlang vervolgd. Orthodoxe moslims verwerpen hun ideeën en spreken laatdunkend van ‘duivelaanbidders’.
“Dat is gebaseerd op een mythe, het is onzin. Het is ook helemaal geen sekte, het is een hele oude, religieuze gemeenschap en ik heb hen als zeer vredelievend ervaren. Toen ik er was in 2013 bespeurde ik al wel een zekere angst voor de toekomst.”
Lila sjaal als geschenk
Bij het afscheid krijgt zij een lila sjaal als geschenk, zoals de jonge Jezidi-vrouwen die dragen. De oudere hebben een witte sjaal. In 2014 is zij terug in Rotterdam en ziet de beelden van IS-strijders die de aanval hebben ingezet op de Jezidi’s. “Ik keek naar gevluchte vrouwen die hun witte en lila sjaal voor het gezicht hadden gedaan. Ja, toen raakte het me ook heel persoonlijk. Ze hadden dus gelijk gehad.”
Brenda Stoter-Boscolo gaat steeds sneller praten, emotioneler ook. Wat de Jezidi’s vanaf 2014 is aangedaan, is met geen pen te beschrijven. Ook niet in haar boek Het Vergeten Volk, dat in 2019 verschijnt. “Sommige details zijn zo gruwelijk, die kan je gewoon niet opschrijven.”
Tienduizenden Jezidi’s vluchten in 2014 naar de berg Sinjar. Dagenlang zitten ze er zonder eten of drinken. Duizenden mannen en oudere vrouwen worden vermoord en in massagraven gedumpt. Jonge mannen zijn voor IS nog bruikbaar: ze worden naar trainingskampen van IS gestuurd. Majdal is een van die kindsoldaten, die Brenda meerdere keren heeft ontmoet. Hij prijkt op de cover van Het Vergeten Volk. Majdal is elf jaar als hij wordt meegenomen naar Raqqa, waar hij als moslim een andere naam krijgt.
De IS-strijders nemen meisjes en jonge vrouwen mee naar het kalifaat. Als slaven, beter gezegd als seksslaven. De vrouwen worden verkocht op grote markten, doen het huishouden in een IS-gezin en dienen als speeltje voor de man des huizes. Tot hij haar zat is en weer doorverkoopt.
Vooral jonge, knappe vrouwen die nog maagd waren, zijn voor tienduizenden euro’s verhandeld. En natuurlijk waren daar ook Nederlanders bij betrokken.
“Nadia Murad heeft dat beschreven in haar boek, dat heeft veel indruk op mij gemaakt. Zij werd gekocht door een oudere IS-strijder maar probeerde te ontsnappen. Toen is zij in een soort checkpoint geplaatst, als straf, en iedere IS-strijder die daar langskwam die mocht gebruik van haar maken. Dat ging zo de hele dag door.”
Stoter-Boscolo heeft veel contact gehad met een ander slachtoffer, Layla Taloo. “Zij is meerdere keren doorverkocht als seksslaaf, samen met haar kinderen. Vooral jonge, knappe vrouwen die nog maagd waren, zijn voor tienduizenden euro’s verhandeld. En natuurlijk waren daar ook Nederlanders bij betrokken.”

IS-strijder getrouwd met Nederlandse
Layla Taloo is verkracht door een IS-strijder die was getrouwd met een Nederlandse vrouw, Ojone I. Haar naam valt tijdens het proces in Rotterdam tegen Samir A.: ook naar haar stuurde hij geld. Ojone is verdwenen uit een kamp en heeft zich mogelijk weer bij IS gevoegd.
Layla kan er wel over verklaren, zegt Stoter-Boscolo. “Maar ze vertelt mij dat niemand, afgezien van een paar belletjes, contact met haar heeft opgenomen vanuit Nederland. Er zouden natuurlijk rechercheurs die kant op moeten gaan om verklaringen op te nemen. Als ik erin slaag heel veel mensen te spreken, dan moeten zij dat toch ook kunnen? Is het geldgebrek? Is het te ver van ons bed? Het heeft in ieder geval geen prioriteit.”
De wreedheden waren zo massaal, dat kan je niet ontgaan. Maar nee hoor: ze hebben daar alleen maar koekjes gebakken.
Ojone is geen uitzondering, zegt zij. “Alle IS-vrouwen wisten en weten dat. Dat begint al bij het uitreizen naar Syrië vanaf 2014. Je sluit je dan aan bij een van de ergste terreurgroepen uit de geschiedenis. De wreedheden waren zo massaal, dat kan je niet ontgaan. Maar nee hoor: ze hebben daar alleen maar koekjes gebakken.”
Ze ergert zich aan de lage straffen die tot dusver aan IS-vrouwen zijn opgelegd in Nederland. De link met de Jezidi’s is nog niet één keer gelegd. “Wereldwijd is het aantal IS-leden dat werd veroordeeld voor misdaden tegen de Jezidi’s op één hand te tellen. We hebben het hier over genocide, de crime der crimes, er zijn zeker tienduizend mensen vermoord. Dat mag toch niet onbestraft blijven?”

'Plicht om te onderzoeken'
Het probleem zit hem in het bewijs. Strafrecht luistert nauw en de rechter moet hard bewijs hebben dat man A of vrouw B persoonlijk betrokken was bij de moordpartijen of het seksueel misbruik. Daarvoor zullen heel veel slachtoffers verhoord moeten worden.
“We hebben als internationale gemeenschap gewoon de plicht om genocide te onderzoeken. Ik heb daar wel eens gesprekken over met Kamerlid Pieter Omtzigt die zich er sterk voor maakt. Hij zegt ook: het moet mogelijk zijn mensen voor tribunalen te berechten voor medeplichtigheid. Maar dan moet je wel onderzoekscommissies vormen en sturen. We zijn al acht jaar verder, het is de vraag of het niet al te laat is.”
Ik heb geteld dat er meer over Syriëganger Laura H. is gepubliceerd in Nederland dan over de genocide.
Dus probeert ze aandacht te vragen voor het vergeten volk. Ze schrijft een boek, houdt lezingen, verschijnt in de media. Nou ja, de media: de talkshows bellen haar vaker af dan dat ze daadwerkelijk in de studio zit. “Ze willen het toch elke keer weer hebben over de IS-vrouwen. Dan zeg ik: ‘Ja en de Jezidi’s?' 'Oké, dat kan je dan misschien wel even noemen.' Dan denk ik: even noemen? Daar moet de hele uitzending over gaan!”
Ophalen IS-vrouwen
In de politiek gaat het steeds over de vraag of de IS-vrouwen wel of niet moeten worden opgehaald. “De Jezidi’s die ik spreek die zijn tegen. Ze vinden de straffen hier veel te laag. Die zeggen: wij zitten hier in een tent, zijn tientallen keren verkracht en hebben levenslang. Zij krijgen een paar jaar en kunnen een nieuw bestaan opbouwen. Kunnen we niet ruilen met hen?”
Met gemengde gevoelens volgde zij de aandacht voor de eerste vrouwelijke Syriëganger die is berecht: Laura H. “Ik vind het een goed boek hoor, maar ze plaatst zichzelf in de slachtofferrol. De aandacht is ook buitensporig. Een toneelstuk, een interview met kerstavond. Ik heb geteld dat er meer over Laura H. is gepubliceerd in Nederland dan over de genocide.”
Soms wordt het Brenda Stoter-Boscolo wel eens te moede, dan maakt ze zich er te druk over en wil ze het even parkeren. Even met iets anders bezig zijn. “Mijn vader, die naast zijn werk in de haven ook voetbaltrainer is, zegt dan: waarom ook per se het Midden-Oosten? Kan je niet spelers van Excelsior of Sparta gaan interviewen? Haha, maar mijn ouders zijn wel trots op mij hoor.”