ETEN
Italiaans familierestaurant Angelo Betti bestaat 100 jaar: een familiegeschiedenis

Angelo Betti, een van Rotterdams meest toonaangevende Italiaanse restaurants en ijssalons, bestaat honderd jaar. Ter ere van dat jubileum komt dinsdag een boek uit over de zaak. Rijnmond blikt terug en vooruit met Angelo Betti (63) zelf, die vernoemd is naar zijn grootvader en de oprichter van de zaak. Een verhaal over migratie, Italië en familieliefde. “Ik zou de komende jaren graag zonder zorgen willen werken.”
Italië, begin twintigste eeuw. In het middeleeuwse dorpje Crasciana in de donkergroene bergen van Toscane leefde de familie Betti. De omgeving was mooi, maar het leven hard. Met elk uur dat de klokken van het middeleeuwse dorpskerkje luidden, werden de mensen in het dorp onrustiger. Ze wilden weg. Waarom? “Er was geen werk”, zegt Angelo Betti.
En dus ging zijn grootvader, die ook Angelo Betti heette, net als bijna iedereen op zoek naar een leven en geld. Ze verspreidden zich over Amerika, België, Duitsland, Luxemburg en Argentinië. “Opa ging naar New York, met anderen. Ze werden restaurateurs van antieke meubels. Mijn grootvader had dat ook geprobeerd, maar het was niets voor hem.”
Zijn opa was een imposante man, zegt Betti. Il Bellone – de knappe – was zijn bijnaam in het dorp in Italië. Hij droeg altijd een hoed. Maar dat hielp hem niet in New York. Angelo Betti schrijft op zijn site dat het hem niet lukte om een contract te krijgen. Hoe lang dat precies was na zijn aankomst, weet Betti niet meer.
Wilhelminakade
Zijn grootvader nam daarom de Holland-AmeriKa Lijn terug naar Europa. In 1922 kwam het schip aan bij de Wilhelminakade. In eerste instantie was hij van plan om terug te gaan naar het bergdorpje waar hij vandaan kwam. Op de kade bedacht hij trots: ‘Ik ga niet terug met gebogen hoofd. Ik probeer het hier.’
Angelo Betti opende een ijssalon, al wist hij nog niet hoe ijs te maken. “Om dat te leren liet opa een man uit Sicilië komen”, zegt Betti. Hij begon met tien ijskarretjes die door heel Rotterdam reden. In de wintermaanden maakten ze beeldjes in de oven in de achtertuin van hun zaak aan de Oude Delftsevaart. Madonna’s, hondjes, indianentooien. “Die beschilderden ze om te verkopen op de markt.”
Die oven, in grootte vergelijkbaar met de helft van Betti’s woonkamer, redde de familie Betti aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Toen de Duitsers Rotterdam bombardeerden, schuilde de familie in de oven. "Oma had nog een potje huishoudgeld in de keuken liggen. Mijn oom en vader zijn net voor het bombardement de oven uit gegaan om het te halen.”
Hitler en Mussolini
Op 14 mei 1940 na het middaguur vielen de bommen. Het huis werd omgeblazen en viel op de oven. Die hield stand. Omdat twee familieleden buiten de oven waren, konden zij de hulpdiensten zeggen waar de rest was. Het gezin werd uit het puin gegraven en overleefde het bombardement. Alleen de broer van zijn grootvader was gewond geraakt.
Maar Rotterdam was daarna geen fijne plek voor de familie Betti. Omdat Hitler en Mussolini een verbond sloten, werden Italianen in Nederland met de nek aangekeken. Ze vertrokken daarom kort na het bombardement naar Crasciana. Alleen: in het dorp was nog steeds geen werk. “Men verbouwde groenten, of druiven voor wijn. Echt werk was er niet.”
In 1944 besloot de familie daarom opnieuw naar Rotterdam te verhuizen. Ze betrokken hun huidige pand aan de Schiekade. De verkoop van ijs van hun nieuwe locatie liep meteen goed. “Nu kun je overal Italiaans ijs krijgen. Zelfs bij benzinepompen. Toen niet.” Destijds bevond zich aan de Schiekade ook het Sint Franciscus Gasthuis. “Iedereen die naar het ziekenhuis moest, kwam een ijsje halen bij ons.”
Jules Deelder
De zaak ontwikkelde zich. ’s Winters verkochten ze hotdogs. In de zaak kwam een jukebox te staan. In de beginjaren van de migratie woonden Italianen bij elkaar in de buurt. Later verspreidden ze zich over Rotterdam. De zaak van de familie Betti werd steeds meer een ontmoetingsplek voor Rotterdamse Italianen. In de jaren 60 kwamen de nozems veel langs. Jules Deelder kwam er graag. “Ik herinner me de Puchjes voor de deur nog”, glimlacht Betti.
Toen Angelo Betti seniors zoon (vader van Angelo Betti junior) de zaak overnam, zette hij vooral de lijn door die al was ingezet, vertelt kleinzoon Angelo.
In de jaren 60 bezocht de toen jonge gastarbeider Gianfranco Giuntoli de zaak met enige regelmaat, schrijft Angelo Betti op zijn website. Niet alleen voor een ijsje, maar ook voor de tien jaar oudere zus van Angelo junior: Giuliana. Een mooi brunette met donkere amandelogen, schrijft Betti. Ze trouwden en stapten bij de vader van Angelo in de zaak.

Mode
Franco, zoals Angelo junior Gianfranco noemt, bedacht om te verbreden en pizza’s te gaan bakken. Dat leerden ze van een Italiaan in Rotterdam. Toen de pizzaoven door het raam de zaak in werd getakeld, moest vader Tullio huilen. “Het was een verandering. Daar hield hij niet van.” Maar voor de zaak bleek het goed, zegt Betti.
Hoewel Angelo junior zich zijdelings met de zaak bemoeide, had hij eigen dromen die hij wilde nastreven. Dromen die niets met pizzabakken of ijs maken te maken hadden. Hij wilde naar de kunstacademie. Maar zijn vader was streng. Op uitstapjes naar het buitenland mocht Angelo niet mee. “Hij wilde zijn kinderen dicht bij zich houden.” Over de kunstacademie hadden ze regelmatig ruzie.
Maar uiteindelijk mocht Angelo toch de kunstopleiding volgen. “Mijn vader dacht: die is met een paar maanden wel weer terug.” Dat gebeurde niet. Angelo studeerde af in mode, op vrouwenkleding. En hij ging werken bij een groot kledingmerk.
Naar India
Daarvoor reisde hij de wereld over. Hij vloog naar India, met zijn ontwerpen. Het was zijn eerste keer in een vliegtuig en zijn eerste keer naar een ander buitenland dan Italië. Hij vond het prachtig, zegt hij, al was de modewereld ook ‘moeilijk’.
Halverwege de jaren tachtig kreeg zijn vader een tia. Zijn ouders waren op dat moment op vakantie in Italië. Ze bleven daar. Zijn vader bleek te lijden aan een agressieve vorm van Alzheimer. Al snel was een knijpje in je hand het weinige contact wat je nog met hem kreeg. Vanwege doorligplekken was het moeilijk om hem terug te vervoeren naar Rotterdam. Binnen een jaar overleed hij in Italië.
Angelo nam een jaar onbetaald verlof om naar zijn moeder in Italië te gaan en om te proberen zijn werkzaamheden in de modewereld daar voort te zetten. Dat mislukte. “Ik kwam er niet tussen. Dat bleek moeilijk.” Het drukte op Angelo. Hij hyperventileerde. Daar kreeg hij kalmeringstabletten voor die hij nu nog slikt, vertelt hij.
Maxi-Cosi
Hij besloot in 1987: dit gaat niet lukken. En zijn zwager Franco deed bovendien een beroep op hem. Of hij in de zaak kon komen helpen. Daar gaf Angelo gehoor aan. “Het is een familiebedrijf, dat wil je voortzetten. En het werk is leuk, vooral het contact met klanten.” Hij zag ouders met een Maxi-Cosi. Die kinderen groeiden voor zijn neus op en kwamen later met hun vriend of vriendin en een eigen Maxi-Cosi.
Hij leerde ijs maken van zijn zwager. Een poosje bestierde zijn neefje, de zoon van Franco en Giuliana, de zaak. Maar na twaalf jaar besloot zijn neefje te stoppen. Toen werd Angelo de baas van Pizzeria & Gelateria Angelo Betti.
In 2000 kreeg Angelo lymfeklierkanker. Hij onderging een intensieve behandeling, maar deelde dat niet met zijn moeder. Dat zou ze niet trekken, denkt hij. Net als toen zijn vader ziek was en zijn moeder weinig over het verloop deelde met hém. Angelo moest van zijn tante horen hoe slecht het ging. "Typisch Italiaans. We willen elkaar ontzorgen, denk ik.”

Behulpzaam personeel
De behandeling was zwaar. Angelo kwam aan en woog op het dieptepunt 120 kilo. Na de behandeling verklaarde de dokter hem schoon in een drie minuten durend gesprekje. Angelo wist niet wat dat betekende, maar voor hij het wist was hij buiten. Zijn huisarts gaf uitleg. “Gelukkig voel ik me nu goed.”
De laatste jaren maakt Angelo zich best veel zorgen. Hij komt lastig aan personeel. De energieprijzen stijgen hard. En corona was een moeilijke tijd. Gelukkig was zijn personeel er voor hem. "Ze deden in coronatijd niet moeilijk als ik de salarissen een of twee weken later pas kon uitbetalen. Dat hielp mij enorm.”
Het werk in de zaak vindt hij nog altijd geweldig, zegt Betti. Hoe hij zijn zaak zou typeren? Bescheiden noemt hij het een luxe Italiaanse snackbar. Ze verkopen verschillende pizza’s en een lasagne. Een salade, wat toetjes. "Alles is altijd vers en we proberen altijd een bepaalde kwaliteit te handhaven.”
Een opvolger
Hij is in het bijzonder trots op het chocoladeijs. En de hoeveelheid vaste klanten, die de bediening én elkaar in de loop van de jaren goed hebben leren kennen.
Angelo hoopt tot zijn pensioen, nog een paar jaar, zonder zorgen te werken. De kans is klein dat het bedrijf na zijn pensioen nog in de familie blijft, denkt hij. Angelo heeft zelf geen kinderen. “Misschien stopt het als ik stop. Al zou ik dat wel heel jammer vinden.”