nieuws
Waarom de sluiting van de scholen voelt als een nederlaag

Willem Sonneveld is docent Maatschappijwetenschappen. Hij is net hersteld van corona. Dat hij het kreeg, was niet geheel onverwacht. Leraren, schrijft hij, kunnen kennelijk besmet raken. In zijn tweede column vertelt hij over leerachterstanden, wat leren eigenlijk is en waarom de sluiting van scholen voelt als een nederlaag.
Toen testte ik na drie negatieve testen wel positief. Collega nummer 15 met corona. Het zat eraan te komen. De onzekerheid slaat dan toe, maar mijn klachten bleven gelukkig beperkt tot twee dagen koorts en een flinke snotneus.
Geluk bij een ongeluk was ik positief in de week voor de toetsweek. Thuiszitten tijdens de toetsweek is vooral zuur voor de collega’s. Vanuit huis hoefde ik maar een paar lessen aan een klas in een lokaal te geven. Dat is de hel. Op goed geluk knal je er een spreekbeurt van een half uur doorheen om er daarna het zwijgen toe te doen en de rest van de les aan een surveillant van dienst over te laten. Leerlingen zie je niet en je hoort ze ook nauwelijks. Het lijkt op onderwijs, maar is het niet.Lees meer: Column: 'Op scholen zijn we voorlopig de klos en kun je morgen aan de beurt zijn'
Leerachterstanden groeien enorm
Op de site van vakbond AOb volgen de alarmerende percentages elkaar in hoog tempo op. Over alle niveau’s zien 30 tot 40 procent van de leraren dat leerlingen achterstanden hebben opgelopen. Gemiddeld 10 procent van de lessen valt uit. De schoolexamens laten dramatische cijfers zien. In het voortgezet onderwijs scoort 65 procent van de leerlingen slechter dan vorige jaren. Docenten worden onder druk gezet om de schoolexamens op te hogen. Leerlingen die gemiddeld een 3 op een schoolexamen scoren, zouden er van sommige directies twee punten bij moeten krijgen.
Werkdruk nog hoger
Ruim 90 procent van de leraren in het voortgezet onderwijs geeft aan dat de werkdruk hoger is dan normaal. Het cliché wil dat leraren altijd vakantie hebben, maar een docent maakt evenveel uren als een gewone rijksambtenaar. Het verschil: een leraar doet dat in slechts 40 weken. Een fulltimer in het onderwijs werkt dus altijd al ruim meer dan 41 uur. Corona doet er nog een schepje bovenop en zorgt er bijvoorbeeld voor dat de eerste toetsweek in zijn volledigheid twee keer is georganiseerd.
Dat betekent dat docenten naast de twee schoolexamentoetsen (eerste mogelijkheid + herkansing) nog twee verse examens klaar moet hebben liggen voor de inhalers en latere herkansers. Een dijk van een toets maken kost al snel een uur of zes.
Daarnaast ben ik druk met het opsporen van achterstanden en het herhalen van stof. In de gemiddelde klas wordt wel iets slechter gescoord. Wat opvalt is dat de verschillen groter zijn. Ik probeer daar op in te spelen in mijn lessen. In die zin zorgt corona ervoor dat mijn lessen beter en effectiever worden. Met sommige leerlingen maak ik individueel afspraken in pauzes of na schooltijd om een leerling bij te spijkeren of voor te bereiden op de toets. Als het tegenzit is ben je aan de toetsen en de begeleiding van leerlingen zo een uur of vijf bovenop een weektaak kwijt.
Machinaal onderwijs
De resultaten lijken voorlopig dus een pak minder te zijn dan in de afgelopen jaren. De oorzaken zijn bekend. Alle leerlingen zijn overgegaan. Op veel scholen werden 100 procent doorstromers gemeld. Leerlingen die er in februari al dramatisch voor stonden zijn toch overgegaan, terwijl hun resultaten er in de tweede helft van het jaar bepaald niet op vooruit zijn gegaan. En ja, er is een hoop spanning. Leerlingen en leraren hebben zorgen en zitten met hun kop ergens anders.
De school is een plek waar het virus is en waar je het gemakkelijk kunt oplopen. Familieleden zijn ziek of kunnen ziek worden. Ouders verliezen hun baan. De toekomst is onzeker en niemand die weet wat er allemaal nog kan of gaat gebeuren. Er hangt een donkere wolk boven veel levens. Het onderwijs heeft daarnaast iets machinaals. Leraren en leerlingen hebben wel contact met elkaar, maar een deel van ons mag niet meedoen omdat we afstand moeten houden, op de gangen een mondkapje op hebben, of het schoolgebouw zo snel mogelijk moeten verlaten.
Teveel afleiding, te weinig toezicht
In het gesprek met de mentorklas werden me dinsdag nog twee dingen duidelijk toen we 2020 evalueerden. Leerlingen hebben in vier maanden dingen aangeleerd die ze na de zomer zijn blijven volhouden. Afstandsonderwijs is instrumenteel van aard. Veel lessen bestonden uit een docent die een deel van de tijd online was. Leerlingen moesten veel zelf doen en dat digitaal inleveren. Docenten hadden geen tijd om al dat werk te bekijken.
Het gevolg? Leerlingen verdeelden onderling het werk en maakten het zichzelf gemakkelijk. Geef ze eens ongelijk. In de voorexamenklassen werden geen toetsen afgenomen. Ook dat heeft het leren al zijn urgentie ontnomen.
Tot slot was de concentratie achter het beeldscherm ver te zoeken. Het resultaat van afleiding op een computer met een mobieltje in de aanslag en nul toezicht. De conclusie: “Het leek er wel op, maar we hebben gewoon echt veel minder gedaan.” Leerlingen die zijn afgehaakt, vinden het in veel gevallen moeilijk om weer aan het werk te gaan. Ze hebben te weinig succes en de berg werk die ervoor nodig is om weer aan te haken overzien ze niet.
Leraar geeft betekenis
Het tweede? Leren is een sociaal proces. Dat wisten we natuurlijk al, maar dit is waarom: voor de klas geeft de leraar betekenis aan de stof en leerlingen vergelijken zijn betekenis met die van zichzelf. Als de betekenis overeenkomt dan is er niks aan de hand. Als er een verschil is tussen de betekenis van de leraar en de leerling dan wordt er iets geleerd.
Afstandsonderwijs is zoveel slechter, omdat leerlingen veel minder minuten geprofiteerd hebben van een docent die de stof betekenis geeft. Maar ook omdat de leraar veel minder informatie opvangt over de betekenis die de leerlingen aan de stof geven. Bijna vier maanden hebben leerlingen dat gemist. Het lijkt soms wel of ze in die periode het geven van betekenis hebben afgeleerd. Misschien zijn wij leraren in september wel teveel doorgegaan alsof er niets aan de hand was, zonder elkaar diep in de ogen te kijken en de vraag te stellen: waarom hebben wij elkaar ook alweer nodig?
Leiding?
De collega’s en ik zijn toe aan de kerstvakantie. Thuis en niet op je tellen hoeven passen. Want dat we allemaal aan de beurt mogen komen is nu wel duidelijk. Dat de leiding het niet erg vindt ook. Scholen zijn geen haarden en jongeren raken vooral besmet als ze elkaar thuis opzoeken of samen boodschappen doen bij de lokale buurtsuper. Dat verzin ik niet, dat zegt Jaap van Dissel van het RIVM.
Als je leiding geeft dan help je de mensen die onder je vallen met de uitoefening van hun taak. In het onderwijs wordt er daarom hard geoordeeld over de ministers van onderwijs. Slob en Van Engelshoven hebben niet van zich laten horen. Niks om de moraal er in te houden. Geen aanmoedigingen. Geen enkele duiding van de context waarin we ons werk de komende maanden zullen doen. Gaan de examens door? Hoe gaan we om met de maatregelen? Kunnen we meer doen? Moeten we meer doen? Hoe houden we de sfeer erin? Wat als er veel collega’s en leerlingen ziek raken?
De nieuwe lockdown maakt dit soort vragen voorlopig minder relevant. Voor het onderwijs is het belangrijk om in de komende periode het afstandsonderwijs te verbeteren en leerlingen bij dat onderwijs te betrekken. Eerlijk gezegd hoopte ik dat we nooit meer scholen zouden moeten sluiten. De prijs is hoog. Dat het toch moet, voelt als een nederlaag van ons allemaal.
Reageren? Mail dan naar nieuws@rijnmond.nl