nieuws

Nieuwe druk op IHC Caland wegens banden met Birma

ROTTERDAM - Maatschappelijke organisaties willen dat vijf grote banken hun invloed aanwenden om IHC Caland alsnog op te roepen diens contract in Birma (Myanmar) op te zeggen.
Dat hebben zij in een brief geschreven.
Het Schiedamse offshore- en baggerbedrijf publiceert donderdag zijn jaarcijfers. Het Burma Centrum Nederland stelt dat IHC liegt als het zegt niet direct betrokken te zijn bij schendingen van mensenrechten en dwangarbeid in het door een militair regime bestuurde Aziatische land. Het bedrijf heeft volgens het centrum een contract met het regime afgesloten, via Premier Petroleum Myanmar, een consortium waaraan een Birmees staatsbedrijf deelneemt. De pijpleiding naar de gaswinningsinstallatie voor de kust, die IHC mede exploiteert, is onder dwangarbeid aangelegd. Aan de schending van de mensenrechten draagt het concern bij door belasting te betalen, aldus het centrum.
De aangesproken banken, ABN Amro, Fortis, Rabo, ING en NIB Capital, hebben eerder beloofd geen geld te zullen steken in projecten van het concern in Birma. Zij gaan niet zo ver dat zij het bedrijf helemaal geen geld meer verstrekken. Maar ze koppelen aan leningen de voorwaarde dat IHC het geld niet gebruikt voor werk in het door een meedogenloos militair regime geleide Birma.
IHC heeft eerder gezegd geen nieuw werk aan te nemen in het land. Maar het contract voor het omstreden gaswinnings-project dateert uit 1998 en heeft een looptijd van 15 jaar. Meteen na de bekendmaking klonken al protesten tegen de bemoeienissen van het concern bij het vermaledijde regime. Maar bestuursvoorzitter J. Bax ging en gaat voor de honderden miljoenen die deze opdracht in het laatje brengt. ,,We hebben erover nagedacht en gesproken met het Burma Centrum. Maar we zijn de rivier overgestoken en blijven op koers'', aldus Bax indertijd. Sindsdien heeft het bedrijf dat standpunt, ondanks aanhoudende druk, gehandhaafd.